Omgevingsfactoren
Fysieke omgeving; is de fysieke omgeving zoals de woning, de werkplek en de school passend voor de cliënt. Denk bijvoorbeeld ook aan de verlichting, akoestiek en de temperatuur in een ruimte. Zijn er voldoende contacten en hulpmiddelen?
Interactiepatroon; Hoe maakt de cliënt contact? Wordt met de cliënt contact gemaakt afgestemd op zijn niveau en zijn communicatiemogelijkheden (denk ook aan regie, timing en verwerkingstijd).
Risicovolle of protectieve factoren; heeft de cliënt kwalitatief en kwantitatief goede dagbesteding en begeleiding, past de groepssamenstelling, hoe is het verloop binnen het team en de beschikbaarheid van deskundigen?
Systeemproblematiek; is er een verstoorde relatie binnen het sociale systeem waar de cliënt deel van uit maakt (gezin, groep, klas, begeleiders en behandelaars)?