Slechtziendheid en blindheid: aandoeningen die dit kunnen veroorzaken

Welke oogaandoeningen veroorzaken slechtziendheid en blindheid?

In de algemene bevolking zijn de volgende oogaandoeningen verantwoordelijk voor de meeste gevallen van verminderd gezichtsvermogen: een refractie-afwijking, maculadegeneratie, diabetische retinopathie, glaucoom en staar. Het voorkomen hiervan neemt toe met de leeftijd.

 

Bij mensen met een verstandelijke beperking zijn onder een aselecte steekproef van 1.598 volwassenen met een gemiddelde leeftijd van 45,7 jaar de volgende oogaandoeningen verantwoordelijk gevonden voor de meeste gevallen van verminderd gezichtsvermogen 194 : refractie-afwijkingen, scheelzien, staar, glaucoom, keratoconus, hoornvliestroebelingen en microcorneae. Daarnaast komen de leeftijdsafhankelijke oorzaken voor slechtziendheid óók voor: maculadegeneratie, diabetische retinopathie en glaucoom. Naast een aandoening van het oog kan er ook een cerebrale slechtziendheid aanwezig zijn (Cerebral Visual Impairment, CVI).

 

Welke klachten geven deze oogaandoeningen?

Wat is een refractieafwijking, maculadegeneratie, diabetische retinopathie, glaucoom, staar, scheelzien, keratoconus, hoornvliestroebeling, microcornea en cerebrale slechtziendheid (CVI) en welke klachten geven deze aandoeningen?

 

  • Bij een refractie-afwijking is de lengte van de oogas te lang of te kort. Bij bijziendheid of myopie ziet men zonder bril dichtbij goed maar veraf niet. Bij verziendheid of hypermetropie ziet men zonder bril dichtbij niet goed, maar veraf wel.
  • Een maculadegeneratie is de achteruitgang van de functie van het centrale deel van het netvlies, de gele vlek, door het langzaam afsterven van de kegeltjes. Het scherpe zien verdwijnt en er blijft midden in het beeld een vlek achter. De rest van het netvlies blijft intact zodat men in staat blijft om de weg in huis en daar buiten min of meer zelfstandig te vinden.
  • Diabetische retinopathie is schade aan de bloedvaten in het netvlies, die ontstaat als gevolg van suikerziekte. Zonder dat er iets direct wordt opgemerkt, kunnen er beschadigingen optreden binnen in het oog. Wanneer deze schadelijke afwijkingen niet tijdig worden onderkend en behandeld, kan blindheid of slechtziendheid het gevolg zijn.
  • Glaucoom is het verlies van vezels van de oogzenuw door hoge oogboldruk. Door het verloren gaan van de oogzenuwvezels ontstaan blinde vlekken(gezichtsvelddefecten) in het beeld. Als de ziekte niet of onvoldoende wordt behandeld, zullen de gezichtsvelddefecten groter worden en kan in een laat stadium ook het scherpe zien worden aangetast. Een acuut glaucoom geeft acute pijnklachten, een chronisch glaucoom niet.
  • Staar is een vertroebeling van de ooglens. Zit de troebele plek in het midden van de lens of daar vlakbij, dan zijn er al snel klachten: wazig zien, dubbel zien, kleuren worden doffer, last van licht of schitteringen. Het gezichtsvermogen wordt steeds slechter.
  • Scheelzien: de beide ogen kijken niet in dezelfde richting. Wanneer de beide ogen niet op hetzelfde punt gericht staan, treedt er dubbe lzien op. Als steeds hetzelfde oog scheel kijkt, wordt het andere oog onderdrukt en kan het lui (amblyoop) worden. Dit oog ziet dan niet meer scherp en de persoon ziet geen diepte.
  • Keratoconus is een aandoening waarbij de vorm van het hoornvlies afwijkend is: de bolvorm is uitgezakt, of is zelfs kegelvormig. Omdat het hoornvlies het belangrijkste brekende medium van het oog is, heeft deze vormafwijking grote gevolgen voor het gezichtsvermogen. Een keratoconus kan gevoelig zijn of zelfs pijnklachten geven.
  • Hoornvliestroebelingen: het hoornvlies is niet meer helder, dit kan leiden tot een verminderd gezichtsvermogen.
  • Microcorneae: het hoornvlies is te klein, meestal is deze afwijking een onderdeel van de aandoening microphthalmus waarbij de gehele oogbol te klein is. Dit gaat meestal gepaard met slechtziendheid.
  • Cerebrale slechtziendheid (Cerebral Visual Impairment, CVI): treedt op wanneer de oorzaak van de visuele beperking gelegen is in de visuele projectiebanen die het netvlies verbinden met de visuele hersenschors voorbij het chiasma opticum. Of in de visuele hersenschors zelf, dan spreken we van CVI. 

 

Hoe vaak komen deze oogaandoeningen voor in de algemene bevolking en bij mensen met een verstandelijke beperking? 195   196

 

 Algemene bevolkingMensen met een verstandelijke beperking
Refractieafwijking 54,9 % splunder 60,6 % splunder
Maculadegeneratie a 0,3 % Hendrikse -
Diabetische retinopathie b 0,4 % Hendrikse -
Glaucoom c 0,5 % Hendrikse 9,2 % splunder
Staar d 2 % Hendrikse 18,1 % splunder
Scheelzien 4 % splunder 44,1 % splunder
Keratoconus 0,05 % splunder 3,2 % splunder
Hoornvliestroebeling - 2,9 % splunder
Microcorneae - 0,9 % splunder
CVI - 12,6 % splunder

Opmerkingen over de prevalentie van de oogaandoeningen in de algemene bevolking:

a Maculadegeneratie: de prevalentie neemt toe met de leeftijd: van 14% op de leeftijd van 55 tot 64 jaar naar 20% tot 37% op de leeftijd van 75 jaar en ouder
b Diabetische retinopathie: de prevalentie neemt toe met de leeftijd en is 10,7% bij de mensen in de leeftijd van 50 tot 75 jaar; binnen deze leeftijdklasse heeft 23% van de mensen met diabetes type 2 een diabetische retinopathie
c Glaucoom: de prevalentie neemt toe met de leeftijd: 0,5% bij de algemene bevolking, 1,2% op de leeftijd van 60 tot 69 jaar en 3% op de leeftijd van 70 tot 79 jaar
d Staar: de prevalentie neemt toe met de leeftijd en is 3% op de leeftijd van 60 tot 69 jaar en 14% op de leeftijd van 70 tot 79 jaar

 

Opmerkingen over de prevalentie van de oogaandoeningen bij mensen met een verstandelijke beperking:

 

  • Refractie-afwijking, scheelzien, keratoconus en hoornvliestroebeling komen meer voor bij het downsyndroom in vergelijking met het niet-downsyndroom.  splunder
  • In een andere studie over 6.220 mensen met een verstandelijke beperking in Nederland, onderzocht door een oogarts, had 37,6% van de slechtzienden een CVI. Dit was in 31,2% bij personen tussen 0 en 20 jaar en bij 13,6% bij personen ouder dan 40 jaar. 197

 

122

122

Splunder van J, Stilma JS, Bernsen RM, Evenhuis HM. Prevalence of visual impairment in adults with intellectual disabilities in the Netherlands: cross-sectional study. Eye (Lond). 2006 Sep;20(9):1004-10.

Splunder van J, Stilma JS, Bernsen RM, Evenhuis HM. Prevalence of visual impairment in adults with intellectual disabilities in the Netherlands: cross-sectional study. Eye (Lond). 2006 Sep;20(9):1004-10.

123

123

Hendrikse F, La Heij EC. Hoe vaak komen gezichtsstoornissen voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http:// www.nationaalkompas.nl> Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Zenuwstelsel en zintuigen\ Gezichtsstoornissen, 11 december 2006.

Hendrikse F, La Heij EC. Hoe vaak komen gezichtsstoornissen voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http:// www.nationaalkompas.nl> Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Zenuwstelsel en zintuigen\ Gezichtsstoornissen, 11 december 2006.

124

124

Splunder L, Stilma JS, Bernsen RM, Evenhuis HM. Prevalende of ocular diagnosis found on screening 1539 adults with intellectual disabilities. Ophthalmology. 2004 Aug;111(8):1457-63

Splunder L, Stilma JS, Bernsen RM, Evenhuis HM. Prevalende of ocular diagnosis found on screening 1539 adults with intellectual disabilities. Ophthalmology. 2004 Aug;111(8):1457-63

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

421

421

Hendrikse 2006

Hendrikse 2006

421

421

Hendrikse 2006

Hendrikse 2006

421

421

Hendrikse 2006

Hendrikse 2006

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

421

421

Hendrikse 2006

Hendrikse 2006

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

420

420

van Splunder 2004

van Splunder 2004

125

125

Isterdael van CED, Stilma JS, Bezemer PD. 6220 Institutionilised people with intellectual diability referred for visual assessment between 1993-2003: overview and trends. Br J Ophthalmol 2006 90:1279-1303

Isterdael van CED, Stilma JS, Bezemer PD. 6220 Institutionilised people with intellectual diability referred for visual assessment between 1993-2003: overview and trends. Br J Ophthalmol 2006 90:1279-1303