Hartritmestoornis

Wat is een hartritmestoornis?

De klacht hartkloppingen geeft het gevoel weer dat het hart een abnormaal ritme heeft of een abnormaal kloppende sensatie teweegbrengt. Slechts bij 40% van de mensen die klagen over hartkloppingen, is dit ook als hartritmestoornis op een hartfilmpje terug te vinden. Bij een hartritmestoornis kan het zijn dat het hart heel snel, heel langzaam of onregelmatig slaat.


Als het tempo van de hartslagen heel langzaam is, minder dan zestig slagen per minuut, dan spreken we van een vertraagd hartritme, bradycardie. Dit kan worden veroorzaakt door bijvoorbeeld medicatie, een traag werkende schildklier of een aandoening van het hart zelf.


Bij tachycardie is het tempo hoog: meer dan honderd slagen per minuut. Dit kan worden veroorzaakt door bijvoorbeeld inspanning, pijn, angst, een te snel werkende schildklier, bloedarmoede of boezemfibrilleren.


Bij een onregelmatige hartslag is er sprake van af en toe een extra hartslag. Dit kan voorkomen bij angst, inspanning en een aandoening van de hartkleppen.

 

Welke klachten geeft een hartritmestoornis?

De symptomen van een hartritmestoornis kunnen erg uiteen lopen: vermoeidheid, duizeligheid, flauwvallen of bijna-flauwtes, concentratiestoornis, geheugenstoornis, hartkloppingen, een licht gevoel in het hoofd, pijn op de borst, het gevoel hebben dat het hart slagen overslaat.


Voor mensen met een verstandelijke beperking is het soms niet mogelijk om genoemde klachten kenbaar te maken. Het kan zijn dat de omgeving dan alleen een gedragsverandering opmerkt.

 

Hoe vaak komt een hartritmestoornis voor in de algemene bevolking?

Een onregelmatige hartslag komt voor bij 1% tot 4%. 230
De jaarprevalantie voor een ritmestoornis door boezemfibrilleren is 0,5% (toenemend met de leeftijd: 0,04% bij mensen tussen de 25 en 45 jaar tot 6% bij mensen van 75 jaar en ouder). 231

 

Hoe vaak komt een hartritmestoornis voor bij mensen met een verstandelijke beperking?

Dit is onbekend. Er is geen reden om aan te nemen dat een hartritmestoornis bij mensen met een verstandelijke beperking minder vaak zou voorkomen.

1% tot 4% Algemene bevolking
Bij mensen met een verstandelijke beperking is dit niet bekend

158

158

Bakx C. Hartkloppingen. Huisarts en Wetenschap jaargang 53, nummer 2 (2010) p. 116-116

Bakx C. Hartkloppingen. Huisarts en Wetenschap jaargang 53, nummer 2 (2010) p. 116-116

159

159

Lieshout van J, Boode BSP, Assendelft WJJ. Samenvatting van de standaard ‘Atriumfibrilleren’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Ned Tijdschr Geneesk. 2004 (148)1435-9

Lieshout van J, Boode BSP, Assendelft WJJ. Samenvatting van de standaard ‘Atriumfibrilleren’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Ned Tijdschr Geneesk. 2004 (148)1435-9